Over de hele wereld is het werk van Jacob van Eyck befaamd.
Zijn werken voor blokfluit zijn uitzonderlijk virtuoos en worden nog altijd uitgevoerd. Minder bekend is dat hij ook veel heeft betekend voor de ontwikkeling van het carillon.
Jonkheer Jacob van Eyck kwam in 1589 of 1590 ter wereld. Hij was blind vanaf zijn geboorte. Zijn ouders zijn kort daarvoor vertrokken uit het katholieke ‘s- Hertogenbosch en hadden zich in het prinsgezinde Heusden gevestigd. Een groot deel van zijn jeugd heeft Jacob waarschijnlijk elders gewoond, maar daarna keerde hij terug naar zijn geboortestad. Hij zette nieuwe melodieën op de automatische speeltrommel van het Heusdense carillon, bespeelde incidenteel ook hand- en voetmatig en ondernam initiatieven om dit klokkenspel te verbeteren.
Ook heeft hij in deze periode vermoedelijk al zijn liefde voor en virtuositeit in het blokfluitspel ontwikkeld.
In 1625 werd Van Eyck beiaardier van de Utrechtse Dom en later ook van de Janskerk, de Jacobikerk en het stadhuis. Als ‘directeur van de klokwerken’ wist hij vele verbeteringen door te voeren in het Utrechtse klokkenbestand. Van Eyck ontwikkelde zich tot de grootste klokkendeskundige van zijn tijd en genoot op dit gebied internationale faam. Hij beschikte over een uitzonderlijk goed ontwikkeld gehoor, waarmee hij de klankstructuur van klokken wist te ontleden en hij ontdekte hoe klokken na het gieten zuiver gestemd kunnen worden.
Hij leerde dit aan de gebroeders Pieter en Francois Hemony, die zich dankzij deze kennis konden ontwikkelen tot de beste klokkengieters van die tijd. Nog altijd geldt een beiaard van Hemony als de Stradivarius onder de carillons. In Utrecht zijn Hemony- carillons te vinden in de torens van de Dom en de Nicolaïkerk.
Van Eyck is tegenwoordig vooral bekend als de blinde blokfluitvirtuoos die van het Utrechtse kapittel van Sint-Jan een vorstelijke beloning ontving om de ‘wandelende luijden opt kerckhoff somwijlen savons mit het geluijt van sijn fluijtien te vermaecken’. Op het Janskerkhof speelde hij vooral variaties op de tophits van zijn tijd. Deze virtuoze blokfluitmuziek werd tussen 1644 en Van Eycks dood in 1657 door de Amsterdamse muziekdrukker Paulus Matthijsz uitgegeven onder de titel Der Fluyten Lust – hof. Van de twee bundels heette het eerste deel aanvankelijk Euterpe oft Speel- goddinne. Van Eyck droeg de muziek op aan zijn verre neef Constantijn Huygens. Tegenwoordig is van Eycks muziek wereldwijd geliefd en om haar virtuositeit ook gevreesd. Blokfluitisten beschouwen de blinde meester als hun ‘aartsvader’.
-
Klokkensteller
Uit een Heusdense stadsrekening uit 1623 blijkt dat Jacob van Eyck in dienst van de stad werkzaam was als klokkensteller van het carillon in de toren van het stadhuis. Voor het ‘stellen van de stadtshorologie op den thooren’ ontving hij jaarlijks een vergoeding van dertig gulden.
Nieuwsbrief
- Wilt u op de hoogte zijn van alle activiteiten? Schrijf u nu in voor de nieuwsbrief!